“The essay is the most intelligent form of thinking without actually knowing something.” Atte Jongstra - “We should compel ourselves to write about the banal, the obvious, the habitual, the infra-ordinary.” George Perec - “There's more to like than books you know, but not much more, not much more.” - Morrissey - “A book is the axe for the frozen sea within us.” Franz Kafka - “I’m a sponge in a bathful of stories.” Maria Barnas - “To learn about others it is sufficient to reflect upon oneself.” Godfried Bomans


De teksten van Sjaak Langenberg dienen als opmaat voor een interventie of project, maar kunnen ook als zelfstandige beschouwingen gelezen worden. Niet zelden ontstaan er publicaties naar aanleiding van projecten. Langenberg schrijft ook columns en essays buiten de context van projecten. Deze leiden tot publicaties in tijdschriften, catalogi, kranten of eigen uitgaven.


Na een dag waarin mijn aardrijkskundekennis grondig wordt bijgespijkerd, beland ik in dorpslogement De Oude Bakkerij in Niehove. De hele dag is de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het wierdenlandschap van Middag-Humsterland bezongen tijdens een werkatelier waarin ik met twintig kunstenaars wordt voorgelicht over het gebied. Het landschap wordt door onze gids, geoloog Jan Delvigne, het onbedoelde bijproduct van de ontginning door agrariërs genoemd. Het spanningsveld tussen de waarde van dit Nationale Landschap en de economische realiteit van de landbouw die als overlevingsstrategie voor schaalvergroting kiest, wordt uitvoerig bediscussieerd. Van de kunstenaars wordt verwacht dat ze een statement afgeven over de plannen om het gebied ten Noordwesten van de stad Groningen te ontsluiten met kunst, want geheel in tegenspraak met het landschappelijk en geschiedkundig belang is het gebied relatief onbekend.
Niehove is de overtreffende trap van Middag-Humsterland. Een wierdedorp met een kerk in het midden en een bijzonder radiaal stratenpatroon. Kunstenaar en organisator van het werkatelier Ben Raaijman noemt Niehove te mooi. De schoonheid van het wierdedorp is zo over the top dat de organisatie heeft overwogen het buiten beschouwing te laten. Toch ben ik blij dat dit niet is gebeurd, want in Niehove ontdek ik een stijlbreuk met de schoonheid van dit gebied die me aan het denken zet. De Oude Bakkerij stamt uit de tweede helft van de zestiende eeuw en heeft jaren lang als boerderij annex bakkerij dienst gedaan. Nu is het verbouwd tot Bed & Breakfast, met in de voormalige schuur een onderkomen dat ruimte biedt aan een vijftal gasten. De entree is 'achterom' naar een goede gewoonte op het Groninger platteland, via de garage. De gastvrouw wijst me de nooduitgang bij brand, maar zegt erbij dat het al sinds de zestiende eeuw goed is gegaan. Ook de achterdeur gaat sinds de zestiende eeuw niet op slot. De jaartallen vliegen de hele dag al om mijn oren. Ik ben gewend geraakt aan mensen die historische data koppelen aan de actualiteit. Tot zover niets nieuws onder de zon. Tot ik “de paarse kamer” betreed. Deze slaapkamer is geheel in lijn met de opvattingen van het tijdschrift Happinez ingericht. Na een dag waarin ik ben gebombardeerd met informatie heb ik behoefte aan rust, maar mediteren hoeft nou ook weer niet. Vanaf een met veertjes versierde lamp in het midden van het plafond hangen gekleurde draperieën over de bedden. De radiator is paars geschilderd. Aan de wand hangen rode pluchen hartjes. Op het bed een dekbed met een drukke patchworkprint. Een hedendaags getijdenboek ligt op het nachtkastje, vol met wijze spreuken voor het slapen gaan. De ruimte dwingt zo tot onthaasten dat ik er kriegel van wordt. De wierooklucht beneemt me de adem. De hangmat in de tuin is waarschijnlijk bedoeld om bij te komen van deze etherische kakofonie. Het is allemaal niet bepaald streekeigen. Godzijdank. Hoe lelijk ik de kamer ook vind, ik ben blij dat eindelijk een stijlbreuk wordt gepleegd met de dominante cultuur van Middag-Humsterland. Café Eisseshof, ‘het middelpunt van het dorpsleven’ in Niehove doet ook niet aan historiseren. Ze gebruiken waar mogelijk streekgebonden producten, maar de kok tovert deze om tot een Indonesische Rijsttafel. ‘Ooit door de Nederlandse koloniale overheersers en diplomaten bedacht om mee te pronken’ lees ik in een lovende recensie van het café in het Dagblad van het Noorden. Pindang kunding, rendang, semoer. Ik laat de woorden als wijn door mijn mond rollen tijdens een wandeling door het dorp.

Die avond spreek ik boer Jan Enne Haack tijdens het diner. “Mijn buren komen uit Haarlem. Op een dag zeiden ze: waarom zeg je ons altijd gedag?” Haack laat er geen misverstand over bestaan. In Middag-Humsterland noemen ze ’import’ zeemeeuwen: “Ze hebben een grote mond, schijten de boel onder en zijn dan weer weg.” Ik vraag me af of wij ook zeemeeuwen zijn? Twintig lawaaiige kunstenaars op schoolreisje. Niet dat we de boel zullen onderschijten. Als er iets in zwang is onder kunstenaars in de landschappelijke openbare ruimte, dan is het wel respect voor de omgeving, met subtiele inpassingen als gevolg. Wij zijn geen agrariërs die uit economische noodzaak een enorme nieuwbouwstal haaks op het eeuwenoude landschappelijke patroon zetten. Al vraag ik me wel af of dat respect voor de omgeving ons hier in Middag-Humsterland niet nekt? De natuur ging zelf in het verleden ook niet al te respectvol om met de landschappelijke waarden. Vloedgolven teisterden het gebied. Op de wierden hield men de voeten droog. Jan Enne Haack laat tijdens een lezing een kort filmpje laten zien van een ondergelopen wierdenlandschap. Gejuich stijgt op uit het gezelschap. Wat een spectaculair beeld! We hebben ineens geen aardrijkskundeleraar meer nodig om het landschap te lezen. Ik voel me een ramptoerist die geniet van het onbedoelde bijproduct van deze ramp: een kraakheldere landschappelijke ingreep. De zee die het landschap met veel lawaai onderschijt.
De cultuurhistorische sporen die gerelateerd zijn aan natuurlijke waterlopen en hoogteverschillen in dit voormalige kwelderlandschap, de sporen van de vele wierden, de onregelmatige blokverkaveling en de slingerweggetjes. Het is inderdaad allemaal prachtig, maar de leek ziet het maar ten dele. Het Museum in Ezinge verschaft uitleg. Moet je de leesbaarheid van dit landschap door het gebrek aan spektakel verhogen? ´Stoa no toch ais stil´ luidt de beginregel van het winnende gedicht dat ter gelegenheid van het vijfentwintig jarig bestaan van Landschapsbeheer Groningen door Koos Cleveringa werd geschreven. Het is opgenomen in de bundel Landschap in beweging (!) en staat op een plaquette in het schotbalkloodsje van de Natuurboerderij Lammerburen, de boerderij van Jan Enne Haack. In Aduard zijn maar liefst vier historische verenigingen. Als we de voormalige ziekenzaal van het klooster bezoeken, het enige gebouw dat nog overeind staat, worden we getrakteerd op wat men in kunstkringen re-enactment zou noemen: onze gidsen hebben zich verkleed als monnik.
Er zijn dijken om Middag-Humsterland heen gezet. De monniken in Aduard stichtten het eerste waterschap. Ik ga niet pleiten voor een dijkdoorbraak, maar de wijze waarop landschapspuristen dit landschap verdedigen stuit me tegen de borst. Het is net of je de zee op slot zet. We willen geen vloed meer, alleen nog maar eb. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Middag-Humsterland is altijd in ontwikkeling geweest. Het klooster in Aduard is de bakermat van de Universiteit van Groningen. Het klooster is later afgebroken. De stenen verdwenen in veertig jaar tijd in de muren van nieuwe huizen en de stadsmuur van Groningen. In de twintigste eeuw werden huizen gesloopt om de grond eronder te exploiteren. Wierden werden vanwege de vruchtbare grond commercieel afgegraven, getuige de advertenties in het Museum: ‘Wierde het Klaverblad te Ezinge. Bovenstaande wierde bevat extra beste qualiteit terpaarde. Voor de schippers zeer voordeelige condities. De aanlegplaatsen voor de schepen thans in orde. De ondernemers.’ Handel heeft het gebied sowieso sterk gevormd. Men is er Gronings gaan spreken vanwege de handel met de stad. Het Museum in Ezinge ziet er stedelijk hip uit. Toerisme is de nieuwe handel die in dit gebied wordt bedreven. De uitnodigingsbrief voor het werkatelier begint met de zin: ‘Onbekend maakt onbemind’. Dat is allerminst waar als ik zie hoeveel boeken en folders de museumwinkel verkoopt. Zeventig gidsen, folders en boeken maar liefst! Pretpark Nederland. Nu ook in Middag-Humsterland. Ik bemin liever het onbekende, maar dat terzijde.

Als ik ’s morgens een paar rondjes rond de kerk van Niehove loop, overdenk ik de wens tot leesbaarheid van dit pastorale landschap. Via het Oebelpad loop ik naar de plek waar Ids Wiersma eind negentiende eeuw Niehove heeft getekend. De schilderkunst, vooral het impressionisme, heeft in hoge mate bijgedragen aan hoe wij naar bepaalde landschappen kijken. Maar een bord op de plek waar de schilder heeft gezeten… Het stompt juist af als de ANWB de kijkrichting voorschrijft. Als het zoveelste altaarstuk in een ANWB-reisgids wordt beschreven, haak ik af. Vergeten we te kijken, omdat Wiersma het gras voor onze voeten heeft weggemaaid? Toen de vader van boer Jan Enne Haack voor achthonderd gulden een schilderij van Johan Dijkstra kon komen, zei hij: “Wat moet ik ermee? Ik kan er elke dag heenlopen.” Laatst was ik in Normandië op zoek naar een plek om wild te plassen. Ik vond die door vanaf de D925 een weggetje in te slaan naar het plaatsje Angerville-La-Martel. Vrijwel direct na de afslag vond ik een geschikte locatie. Terwijl ik stond te plassen zag ik ineens een bord staan. Delacroix had dit uitzicht geschilderd. Ik schoot in de lach. Wat een toeval! En wat een ellende ook. Niets is meer onaangeraakt. Zou op dezelfde plek ooit een bord verschijnen waarop staat vermeld dat de kunstenaar Sjaak Langenberg hier heeft gewaterd?
Bij deze stel ik voor niet het landschap, maar de mensen die het landschap bewonen leesbaar te maken. Tijdens de excursie droegen alle deelnemers een naambordje. Ik stel voor dat voortaan alle inwoners van Middag-Humsterland een naambordje dragen, zodat wij onmiddellijk weten met wie we te maken hebben. Die permanente naamsvermelding maakt het surreële karakter van de excursies die in het gebied worden gemaakt tastbaar, opdat het niet verwordt tot open luchtmuseum. Zij worden allemaal gidsen in een symposium mobile.

‘Laat het raadselachtige ons bijstaan in plaats van ons te ontmoedigen.’ lees ik op een kaartje aan de muur van De Oude Bakkerij, mijn slaapplek op dit voormalige eiland. De spreuk slaat de spijker op zijn kop. Kunstenaars moeten hun oren niet laten hangen naar de geschiedenis van deze plek. De stijlbreuk. Dat is het moment waarop het gebeurt. Juist de momenten waarop kunstenaars niet aan de leiband van de geschiedenis lopen zijn interessant. Indonesisch eten in het dorpscafé, we kunnen er een voorbeeld aan nemen. De Groningse Universiteit is niet voortgekomen uit stilstaand water. In de voormalige ziekenzaal van het klooster van Aduard geeft kunsthistorica Anne Margreet As een lezing over Getijdenboeken, een gebedenboek voor de leken. Al zal niet elke leek zich de aanschaf van een getijdenboek hebben kunnen veroorloven. Kostprijs: een Ferrari. Het werd gedragen als sieraad. Het Getijdenboek van Katherina van Kleef (ca. 1440) maakt grote indruk. Boosaardige duivels in een hellemond. Een pagina die is verluchtigd met miniaturen van mosselen. Naar de betekenis van het laatste kan Anne Margreet As alleen maar gissen. Een raadsel. Het brengt de mosselschelpen in herinnering die ik die morgen op de grond bij een boerenerf heb zien liggen, maar ook de mosselen in het oeuvre van Marcel Broodthaers.

Als we het kerkje van Ezinge bezoeken zie ik een boekje met Bijbelliederen liggen met als titel: ‘Alles wordt nieuw’. ‘Stil maar, wacht maar. Alles wordt nieuw, de hemel en de aarde,’ zing ik zacht mee met de melodie op pagina drieënveertig. Voor de ingang van het kerkje hangen jongeren rond tussen de graven. Een begraafplaats als hangplek is een prachtig eerbetoon aan de doden die ook graag zien dat het leven verder gaat na hun vertrek. Thuis bekijken de hangjongeren weblogs die qua opmaak niet eens zoveel verschillen van Getijdenboeken: een tekst in het midden, verluchtigd met beeld daaromheen, soms ook advertenties. Twitter, facebook, hyves en blogs bepalen het dagritme. Geen gebeden, maar tweeds.

In Ezinge staan heel wat huizen te koop. Waarom gaan mensen hier weg, is misschien een interessantere vraag dan, hoe krijgen we hier mensen naartoe? Agrariër Jan Enne Haack ging ook weg toen hij ging studeren aan de Agrarische Hogeschool in Groningen. Hij zat er op een klein kamertje en ging uit in de stad. Wat doet het met je als je vanuit dit weidse landschap ineens tussen vier muren zit, met de wierden in de genen? Jongeren die dagelijks tegen de wind in naar school moeten fietsen vervloeken dit landschap. Ze zijn blij als ze in de stad worden ontgroend. Later als ze weer oog krijgen voor de schoonheid komen ze net als Jan Enne Haack terug. In Niehove gluur ik naar binnen in werkkamers van universitair geschoolden. De Universiteit die ontsproot aan de Aduarderkring keerde terug in Middag-Humsterland door de Allersmaborg te renoveren, een van de oudste, oorspronkelijke steenhuizen op het Noord-Groningse Hogeland. De verwaarloosde borg werd veranderd in het Alumnihuis van de RUG. 'Een oord van ontmoeting, bezieling en wetenschappelijke vernieuwing. Nieuwe, beloftevolle ideeën van jong talent en waardevolle, maatschappelijke ervaring van ‘oude rotten’ zullen elkaar hier ontmoeten. Juist in de omgeving van de Allersmaborg ervaar je dé kwaliteit van Groningen: ruimte om je heen, ruimte in je hoofd,' aldus de RUG. Ontgroeningen zouden voortaan in Middag-Humsterland moeten plaats vinden, denk ik als ik dit lees. Ik wens dit landschap een vloedgolf toe met jongeren. Wat zegt hij nu? Wil die kunstenaar dat ons tere landschap wordt ondergescheten door dronkemansgelal en dubieuze ontgroeningspraktijken? Daar komt niks van in! Maar beste bewoner van Aduard, Garnwerd, Feerwerd en Ezinge, ging u zelf niet ooit op kamers in Groningen? En was u het niet die op oudejaarsdag volgens goed Gronings gebruik de tuinbank van de buren hoog aan een lantaarnpaal bond? Leer mij uw omgang met de openbare ruimte kennen! Dit ‘slepen’ zoals vroeger veelvuldig gebeurde is er niet meer bij. Maar waar is de tijd gebleven dat met alles wat los zat in de openbare ruimte gebouwen in het dorp ludiek werden “versierd”?
Om dit gebied te bevrijden uit zijn historische juk wordt het tijd dat we de ‘import’ serieus bevragen en niet alleen verwijten dat ze schuren haaks op oude erven plempen. Wat zou ik graag de gangen nagaan van jongeren die naar de stad verdwijnen om daar een beeld van Middag-Humsterland uit te distelleren. Wat zou het goed zijn als er een update kwam van het verbond tussen stad (=Universiteit) en Ommeland. Ik zou een moord willen plegen voor een nieuwe kaart in de serie kaarten die nu in het Museum van Ezinge de ontwikkeling van het landschap laat zien: Circa 2010 AD de ontgroening van Middag- Humsterland. Duizenden jongeren omsingelen de wierden zoals het zeewater dat ooit deed. De dorpen steken boven de mensenmassa uit. Geef mij één dag en ik zet Middag-Humsterland op de kaart.

© Sjaak Langenberg, 2009. Alle rechten voorbehouden. Deze tekst wordt uitsluitend aangeboden voor persoonlijk gebruik. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.